Negatief advies auditeur Raad van State over Oosterweelverbinding = verdediging van het algemeen belang

jul 6, 2009 | Oosterweel

Vorige week adviseerde de auditeur van de Raad van State om het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de Oosterweelverbinding te vernietigen. De kans is groot dat de Raad dit advies effectief volgt. Sommige kranten vonden in hun berichtgeving dat het hoogste rechtsorgaan in België daarmee alleen maar tegemoet zal komen aan een klacht van een zogenaamde nimby, ofwel één restauranthouder die een groot bouwproject tegenhoudt. Ze vergissen zich. Wie de moeite doet om het advies van de auditeur te lezen, ontdekt een verhaal over het Vlaamse Gewest dat de eigen regelgeving negeerde en zelfs moedwillig, tegen het algemeen belang in, zijn politieke besluitvorming baseerde op neponderzoek, slordige aannames en gezagsargumentatie aangeleverd door de projectontwikkelaar zelf. De vaststelling is zwaarwegend.
 
Het advies om het bestreden plan te vernietigen is niet gebaseerd op een kleine procedurefout waarmee het grote project nu onfortuinlijk gekelderd wordt. Het gaat om een mogelijke veroordeling van belangenvermenging bij het tot stand komen van een gecontesteerd bouwproject. De belangrijkste studiedocumenten (de milieueffectenrapporten) nodig voor de politieke besluitvorming over dit project kwamen partijdig tot stand. Op basis daarvan werd een tunnelalternatief voor de Oosterweelverbinding ten onrechte vroegtijdig geëlimineerd door het Vlaamse Gewest.
 
De argumentatie van de auditeur is glashelder en mooi in haar eenvoud, zoals rechtspraak moet zijn. Twee hoofdredeneringen worden aangebracht, telkens gebaseerd op de vaststelling dat het alternatief van stRaten-generaal nooit ernstig bestudeerd werd in respectievelijk het plan-MER en het project-MER.
 
Over de behandeling van het alternatief in het plan-MER schrijft de auditeur: ‘Het door Vlacoro geadviseerde bijkomende alternatievenonderzoek samen met de uiteenlopende benaderingen in de verschillende studies van de aspecten veiligheid en technische uitvoerbaarheid en het gewicht dat hieraan wordt toegedicht in de eindbeoordelingen, maakt dat o.i. voldoende argumenten voorhanden zijn om te besluiten tot de kennelijke ontoereikendheid van het aanvankelijk onderzoek naar de tunnelvariant in de plan-MER Masterplan Antwerpen.’
 
In mensentaal: de Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening (Vlacoro) oordeelde in het voorjaar van 2006 terecht dat het tunnelalternatief van stRaten-generaal alsnog bestudeerd moest worden, ondanks zogezegd eerder onderzoek van dat alternatief.  Dat eerdere onderzoek bleek immers weinig ernstig te zijn gebeurd. In het plan-MER bedroeg de ‘studie’ over het alternatief van een ondertunneling nauwelijks anderhalve pagina. De milieuvoordelen van een tunnelalternatief werden in amper tien woorden beschreven. Vermeende nadelen werden opgevoerd zonder de minste toelichting of motivering. Het hele betoog bleek gebouwd op gemeenplaatsen en vrijblijvende inschattingen.
 
Over de behandeling van het alternatief in het project-MER is het advies zo mogelijk nog vernietigender. Daarover stelt de auditeur dat artikel 4.2.6 van het milieudecreet geschonden is: ‘Het valt dan ook moeilijk in te zien hoe een studieopdracht aangaande een alternatief tracé dat tegelijk een fundamentele kritiek inhoudt op het eigen studiewerk, volledig onpartijdig en in volledige onafhankelijkheid kan worden uitgevoerd door hetzelfde studiebureau dat tot dan alle studiewerk ter voorbereiding van de bouw van de Oosterweelverbinding heeft gecoördineerd, onder de leiding van een coördinator die institutioneel gerelateerd is met datzelfde studiebureau.’
 
Opnieuw in mensentaal: de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) heeft het MER-rapport over een mogelijk alternatief voor het eigen bouwproject laten schrijven en laten controleren door het eigen studiebureau. BAM handelde bijgevolg honderd procent als rechter en partij, wat indruist tegen het algemeen belang vervat in het milieudecreet.
 
Al ruim twee jaar wijst stRaten-generaal op verregaande belangenvermenging bij het elimineren van haar tunnelalternatief. Op 4 juli 2007 bezorgden we de bevoegde minister van Leefmilieu Hilde Crevits een lijvige nota (zeventig bladzijden) over het tendentieuze, soms zelfs karikaturale karakter van het project-MER over dit alternatief. Omdat de minister nooit reageerde, trokken we eind november 2009 naar de Vlaamse ombudsman. Op 18 juni 2008 gaf de ombudsman ons gelijk: ‘De minister stelt herhaaldelijk dat het MER voldoet aan alle decretale vereisten, maar motiveert dat antwoord niet afdoende inzake de onafhankelijkheid van de MER-coördinator. Ze geeft immers geen antwoord op de concrete vraag of de persoon van de MER-coördinator die institutioneel gerelateerd is met de TV SAM voldoende onafhankelijk  kan zijn. Ze laat dat antwoord over aan de BAM, maar die is zelf betrokken partij bij de vraag.’
 
De auditeur neemt deze passus nu integraal over in zijn advies. In het advies wordt enkele keren verwezen naar de uitspraak ‘nemo iudex in causa sua’: niemand mag rechter zijn in het eigen proces. Als je onafhankelijk wil oordelen over de kwaliteiten van een tunnelalternatief, dan moet je voor dat alternatief kunnen open staan en dus onafhankelijk willen oordelen. BAM was nooit in dergelijke positie, als pleitbezorger van een Oosterweelverbinding met viaduct. Toch liet de Vlaamse regering toe dat BAM zowel in het plan-MER als het project-MER zelf oordeelde over het tunnelalternatief. En wanneer vragen werden gesteld door stRaten-generaal en de ombudsman over het gebrek aan onafhankelijkheid bij dergelijke handelswijze, liet de bevoegde minister datzelfde BAM daarop antwoorden in het Vlaamse parlement. In het Engels heet dat laatste: adding insult to injury.
 
In zijn pleidooi heeft de advocaat van het Pomphuis het over een ‘niet alleen onwettige, maar ook in alle opzichten maatschappelijk verwerpelijke belangenvermenging.’ Deze evaluatie is terecht, en het is de mogelijke veroordeling daarvan die deze rechtszaak tot een verdediging van het algemeen belang maakt, en het advies van de auditeur bijgevolg tot een belangrijk advies – het opkomen voor de belangen van één restauranthouder ver overstijgend.
 
Wie vindt dat een milieueffectenrapport er toe doet en dat belangenvermenging bij bouwprojecten niet kan, houdt best op met ondoordachte opmerkingen over een zogezegde nimby versus het algemeen belang. Gunther Dieltjens, de eigenaar van het Pomphuis, reageerde binnen die context zelf verstandig op zijn verkregen gelijk. In de krant De Morgen zei hij te hopen dat het advies van de auditeur niet alleen beschouwd zou worden als een belangrijk argument tégen de Lange Wapper maar ook als een extra argument voor het tunnelalternatief, waarover we overmorgen (8 juli) meer vernemen. Dan maakt de Brits-Vlaamse studiegroep Arup/Sum de resultaten bekend van de update van het eerste werkelijk onafhankelijke onderzoek over een tunnelalternatief.
 
Manu Claeys en Peter Verhaeghe, voor stRaten-generaal

Geef uw mening via het onderstaande contactformulier