Op woensdag 8 juni 2011 ontvingen we per brief de uitspraak van de beroepsinstantie over de klacht die Koen van Hees namens 184 mensen indiende i.v.m. vermeend bedrieglijk handelen van minister van Mobiliteit Hilde Crevits in het kader van het Oosterweeldossier. Lees de brief..
De minister voert intussen al ruim een jaar aan dat het alternatieve Meccanotracé door haar diensten bestudeerd werd en ontoereikend werd bevonden.
Uit de uitspraak van de beroepsinstantie blijkt nu dat dergelijke Meccanostudie niet bestaat.
De minister staat dus met lege handen, en heeft daarover al die tijd gelogen. En met haar uiteindelijk ook de Vlaamse regering.
Omdat de studie niet bestaat, kan de beroepsinstantie de minister niet dwingen om ze vrij te geven. Vandaar de conclusie van de beroepsinstantie: klacht ontvankelijk maar ongegrond. De klacht heeft immers geen voorwerp meer.
In haar uitspraak meldt de beroepsinstantie dat we de beslissing van de beroepsinstantie kunnen betwisten bij de raad van state. Dat doen we natuurlijk niet: als er geen document is, dan kan de beroepsinstantie die ook niet aan ons laten bezorgen.
Wat we wel zullen doen is op korte termijn (begin volgende week, aangezien we de uitspraak pas gisteravond in de bus vonden) bij de Vlaamse ombudsdienst klacht indienen tegen minister Crevits, met als grond: bedrog en onbehoorlijk bestuur.
We hadden de uitspraak van de beroepsinstantie (p.3: ‘de beroepsinstantie moet vaststellen dat dergelijke studie niet bestaat’) nodig om deze stap richting de ombudsdienst te kunnen zetten.
In de klacht bij de ombudsdienst zullen we wijzen op het plegen van bedrog door de minister ten aanzien van het parlement (= verwijzen naar een niet-bestaande eigen studie in de parlementaire commissie van mei 2010 om het debat te beïnvloeden) – wat fundamentele vragen oproept over de werking van de democratie.
Verder zullen we de incorrecte behandeling door de minister van ruim tweeduizend vragen openbaarheid van bestuur hekelen. Alle mensen die in de loop van april 2011 bij de minister de zogenaamde studie opvroegen, werden doorverwezen naar een website waarop die studie zou staan. De studie stond er niet, omdat ze niet bestaat, zo blijkt nu. Dergelijke handelswijze heet: mensen aan het lijntje houden. Of ook nog: proberen de vis te verdrinken. De minister had toen al aan die mensen moeten laten weten dat de gevraagde studie niet bestaat.
Verder zullen we de ministeriële poging tot misleiden van de beroepsinstantie duiden. Uit het schrijven van de beroepsinstantie blijkt dat de minister beweert dat het Meccanotracé pas van februari 2011 zou dateren, terwijl dit alternatieve tracé op 24 februari 2010 reeds voorgelegd werd aan de Vlaamse regering.
In september 2010, nog voor de regeringsbeslissing over het Masterplan 2020, hebben duizenden mensen betoogd in Antwerpen met maar 1 vraag: regering, bestudeer de Meccano. In dezelfde maand september, eveneens voor de regeringsbeslissing, heeft Transport & Mobility Leuven (TML) een studie van 100 bladzijden gepubliceerd over de Meccano. De resultaten van die studie werden uitgebreid weergegeven in de media en werden ook door Forum 2020 (opdrachtgever van de studie) aan de regering bezorgd. De minister voert bijgevolg misleidend aan dat ze pas vanaf februari 2011 de Meccano had kunnen bestuderen. Haar eigen verwijzing naar de niet-bestaande Meccanostudie in het parlement (mei 2010) bevestigt dit overigens: minstens toen had de minister al weet van het bestaan van de Meccano.
Ten slotte zullen we ook, verwijzend naar de wet op motiveringsplecht, het uiteindelijke gebrek aan motivering door de minister voor haar afwijzen van de vraag om een onpartijdig (= onafhankelijk) onderzoek over het Meccanotracé aankaarten. De motivering klonk steeds: we hebben dat tracé bestudeerd en ontoereikend bevonden. Nu blijkt dat dergelijke studie nooit werd gemaakt, vervalt de motivering.
Verzwarend bij de klacht is dat de stelselmatige verwijzing naar een niet-bestaande studie niet alleen de debatvoering heeft vervalst (parlementsleden de mond snoeren, actiegroepen verdacht maken, publieke opinie beïnvloeden op basis van een imaginaire studie), maar wellicht ook tot minstens vijftien maanden tijdverlies in de besluitvorming zal leiden. Uit de wel bestaande, onafhankelijke verkeersmodellering van het Meccanotracé door TML blijkt immers dat er goede redenen zijn om dat alternatieve tracé bestuurlijk naar waarde te schatten. De conclusie van die onafhankelijke studie luidde: ‘het Meccanotracé werkt en is superieur aan het BAM-tracé’.
Tegenover dergelijke conclusie in het grootste infrastructuurdossier ooit in Vlaanderen als minister van Mobiliteit maandenlang misleidend poneren dat uit een eigen (niet-bestaande) studie het tegendeel blijkt: er zijn weinig grovere manieren van bestuurlijk schuldig verzuim denkbaar.
Voor stRaten-generaal, Manu Claeys en Peter Verhaeghe
Voor Ademloos, Wim van Hees en Guido Verbeke