Persbericht – Dieselgate en Oosterweel: Een korte reactie op de bewering van minister van Mobiliteit Ben Weyts dat zich hier geen probleem stelt

okt 5, 2015 | Milieu & Klimaat, Oosterweel, Publicaties, Media & Events

30 september 2015
Vanmorgen meldden de Antwerpse actiegroepen stRaten-generaal en Ademloos dat de de fraude met uitstootgegevens bij o.a. Volkswagen verstrekkende gevolgen kan hebben voor de besluitvorming over de Oosterweelverbinding, en ook voor andere geplande verkeersinfrastructuurprojecten waarvoor milieueffectenrapporten worden opgemaakt. Concreet suggereren de actiegroepen dat voor het milieueffectenrapport over het infrastructuurproject nieuwe berekeningen zullen moeten worden gemaakt.
Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts reageerde inmiddels hierop. Volgens hem klopt het niet dat er mogelijke problemen zijn voor de grote infrastructuurwerken. We citeren de berichtgeving op de nieuwswebsites:
Weyts zegt dat de milieueffectenrapporten gebaseerd zijn op reële metingen van vandaag. “Die rapporten worden gebaseerd op de reële uitstoot, niet op basis van wat Volkswagen op papier zet. Sommigen willen echt alles gebruiken om stokken in de wielen te steken, om te verhinderen dat we de Antwerpse mobiliteitsknoop zouden aanpakken, maar in deze is dat echt geen argument.”
Wij verwijzen naar het plan-MER (milieueffectenrapport) over de Oosterweelverbinding zelf om te illustreren dat de minister wellicht al te vlug ‘geen probleem’ zegt.
Een relevante passage staat in deelrapport 14 (niet-technische samenvatting) van het plan-MER Oosterweelverbinding, op p.114:
“Als gevolg van enerzijds een stijging in het aantal gereden kilometer tussen de bestaande toestand (2009) en de referentiesituatie (2020) en anderzijds een daling van de emissies per gereden kilometer door een wijziging in de vlootsamenstelling, invoeren van milieuvriendelijkere voertuigen (Euronorm 6 – VI) en energiezuiniger worden van de vloot, kunnen we inschatten dat de emissies in de referentiesituatie in het studiegebied lager zullen liggen dan in de huidige situatie en dit vooral door de wijziging in emissiefactoren (het invoeren van milieuvriendelijkere voertuigen en gewijzigde vlootsamenstelling).”
Met referentiesituatie wordt bedoeld: de situatie in een bepaald jaar (in deze: 2020) in een scenario waarbij het te onderzoeken infrastructuurwerk niet gebouwd wordt. Het is met deze referentiesituatie (en niet met de huidige, bestaande situatie) dat de effecten van het geplande project vergeleken worden.
De referentiesituatie is logischerwijs een ‘inschatting’, omdat we het hebben over een situatie in de toekomst. Bij het maken van die inschatting worden factoren meegenomen die vallen onder de categorie ‘verwachtingen over verbeterde technologie’.
Over dat laatste stellen de onderzoekers van het plan-MER Oosterweelverbinding zelf op p.115 van hetzelfde deelrapport 14:
“Algemeen kan gesteld worden dat zonder verbetering van de technologieën en de vlootsamenstelling in het wagenpark, de situatie in de referentiesituatie zeer ongunstig zou zijn. Er dient tevens opgemerkt te worden dat in het verleden werd aangetoond dat veronderstelde technologische verbeteringen niet altijd tot de verwachte dalingen in de emissies hebben geleid.”
Uit dit voorbehoud geformuleerd door de onderzoekers moet worden onthouden dat het milieueffectenrapport uitgaat van gunstige projecties op basis van verwachte technologische vooruitgang, dat men daarbij beseft dat dit misschien niet helemaal voor waar mag worden genomen – wat nu ook blijkt n.a.v. ‘dieselgate’ – én dat de situatie in het referentiescenario volgens het plan-MER zelf ‘zeer ongunstig’ zou zijn als de vooropgestelde technologische vooruitgang er niet is.
Concreet en in detail blijkt uit de deelrapporten 10 (lucht) en 13 (synthese) van het plan-MER dat men zich bewust was van de problematiek, maar verkoos toch voort te gaan op de té optimistische inschatting voor de toekomst (2020) als basis voor verdere conclusies. Die optimistische inschatting van het referentiescenario 2020 (en van de luchtkwaliteit op dat moment) is rechtstreeks en louter het gevolg van de aanname dat er dan globaal milieuvriendelijkere voertuigen (euro-normen) en energiezuinigere voertuigen zullen rondrijden.
Die aanname kreeg de voorbije week een grote knauw, met de grote publieke aandacht voor de simulatiefraude bij wagenfabrikanten. Wat stRaten-generaal en Ademloos hier aankaartten is niet alleen dat de conclusies van het plan-MER wellicht gebaseerd zijn op een al te optimistisch referentiescenario, maar ook en vooral dat de aldus tot stand gekomen luchtkwaliteitswaarden  – die in werkelijkheid dus veel ongunstiger zullen zijn omdat de vooropgestelde technologische vooruitgang er niet is – verbonden worden aan milderende maatregelen die logischerwijze ook bijlange niet afdoend zullen zijn.

Voor stRaten-generaal, Manu Claeys
Voor Ademloos, Wim van Hees

Geef uw mening via het onderstaande contactformulier