Primeur – eerste bezwaarboek van Vlaanderen (190 blz.)

sep 30, 2014 | Democratie, Milieu & Klimaat, Oosterweel, Publicaties, Media & Events

Strategie Antwerpse actiegroepen tegen Oosterweelverbinding blijft ongewijzigd: alternatieven uitwerken (‘pull’, de wortel) & vervolgens erover waken dat deze alternatieven correct en volwaardig meegenomen worden in de voorziene procedures (‘push’, de stok)
Met publicatie bezwaarboek ON ACCUSE NO EXCUSE wil stRaten-generaal het belang dat Antwerpse actiegroepen hieraan hechten onderstrepen – cover, zie bijlage
Bezwaarboek (= bezwaarschrift stRaten-generaal zoals op 14 augustus 2014 ingediend) analyseert op grondige wijze partijdigheid en onvolledigheid van gevoerde onderzoek naar alternatieven voor Oosterweel. Oosterweel zal de procedures – ook juridische – niet overleven, wegens aantoonbare voorbarigheid politieke besluitvoering
Crowdfunding financiert publicatie bezwaarboek, dat aan relevante spelers in dit dossier wordt bezorgd: politiek, administratie, experts uit diverse velden, bestuurskundigen, opiniemakers, pers
Op 19 december 2005 – bijna negen jaar geleden dus – diende stRaten-generaal een stevig onderbouwd bezwaarschrift in tegen de toenmalig geplande Oosterweelverbinding (= BAM-tracé) met viaduct. Het zou bloed, zweet en tranen kosten, maar drie jaar later leidde dit bezwaarschrift tot het alsnog correct onafhankelijk laten onderzoeken van het tevens door stRaten-generaal voorgelegde alternatief. Dat gebeurde in een studie uitgevoerd door Arup/SUM (4 maart 2009), met als eindbeoordeling (hoofdstuk 6.2. p.386):
‘Wanneer we de SpeAR-diagrammen voor het BAM-, Royerssluistunnel- en stRaten-generaal-alternatief naast elkaar leggen, heeft het stRaten-generaal-tracé de kleinste footprint en de Royerssluistunnel-variant de grootste. Dit betekent dat het stRaten-generaal-tracé gemiddeld het beste antwoord biedt aan de verschillende facetten van de indicatoren.’
De toenmalige Vlaamse regering negeerde deze eindbeoordeling en diende in mei 2009, tegen beter weten in en bijgevolg onverrichterzake, een bouwaanvraag in voor haar eigen project. We weten inmiddels tot wat dit negeren van goede alternatieven leidt: stilstand. Wie wil begrijpen hoe deze stilstand tot stand komt, leze Stilstand (maart 2013).
Op 14 augustus 2014 diende stRaten-generaal binnen de procedure ‘openbaar onderzoek voorlopig Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Oosterweelverbinding’ (= Oosterweel met tunnel, op zelfde BAM-tracé) opnieuw een bezwaarschrift in tegen de geplande Oosterweelverbinding.
In het bezwaarschrift gaat stRaten-generaal uitvoerig in op (1) de partijdigheid en (2) de kennislacunes binnen het gevoerde onderzoek (inzoomend op het plan-MER van 10 februari 2014) en op (3) de voorbarigheid van de regeringsbeslissing van 4 april 2014, toen het voorlopig GRUP Oosterweelverbinding werd vastgelegd.
Van 18 tot 31 augustus 2014 publiceerde stRaten-generaal het bezwaarschrift als feuilleton op haar website. Op vraag van verschillende (verontwaardigde) lezers besliste stRaten-generaal begin september om het bezwaarschrift in beperkte oplage (500 ex.) te publiceren als bezwaarboek. Vrijwilligers redigeerden, lay-outten en zetten de tekst, die op 15 september 2014 naar de drukker ging, met cover ontworpen door een sympathiserende professional.
Om een bij voorbaat vastgelegd deel van de oplage gratis te kunnen bezorgen aan een schare van voor dit dossier relevante politici (meerderheid en oppositie), ambtenaren, experts uit diverse velden, opiniemakers, bestuurskundigen en journalisten,  wordt de rest van de oplage aangeboden tegen kostprijs plus een kleine winstmarge (= verkoopprijs 7 euro). Op die manier maken de lezers van het bezwaarboek (het publiek) het zelf mogelijk dat de inhoud ervan ook daadwerkelijk bij de uitvoerende en opiniërende ‘stakeholders’ van de Oosterweel-besluitvoering terechtkomt.
Het bezwaarboek wordt te koop aangeboden op de Horta-infoavond van 2 oktober a.s.
Aantoonbare voorbarigheid Oosterweelbeslissing 4 april 2014
In het bezwaarboek voert stRaten-generaal op blz. 135 aan dat de beleidskeuze vervat in het voorgelegde ontwerp-GRUP Oosterweelverbinding tot stand kwam
‘op basis van vooringenomenheid tijdens de tot dusver doorlopen procedure (zie eerder onder 1. Partijdigheid) en op basis van aantoonbare kennislacunes (zie eerder onder 2. Kennislacunes). Onder andere omdat redelijke opties voor belangrijke alternatieven ten onrechte niet zijn meegenomen in het onderzoek, is de regeringsbeslissing niet-gefundeerd. Het ontzeggen van onderzoeksresultaten aan voorstanders van alternatieven werkt het ‘wegredeneren’ van die alternatieven in de hand.’
Hiermee raken we de kern van negen jaar bestuurlijk Oosterweelmismanagement: alternatieven worden steeds weer suboptimaal (= niet zoals voorgelegd, met contraproductieve randvoorwaarden, aan de hand van ‘kwalitatieve’ inschattingen, …) onderzocht – zo ook vandaag Ringland – en weggeredeneerd. Tegelijk worden geobjectiveerde nadelen van de Oosterweelverbinding (BAM-tracé) stelselmatig gebagatelliseerd. Van beide vaststellingen staan tal van voorbeelden in het bezwaarboek. De meest bekende voorbeelden per categorie zijn ongetwijfeld het niet doorrekenen van de alternatieven met gedifferentieerde tolheffing (voor mobiliteit, lucht en geluid) en de kwestie van de 27 baanvakken aan het Sportpaleis.
Het bezwaarboek hier samenvatten is onbegonnen werk. Alleen al het hoofdstuk ‘partijdigheid’ telt 86 bladzijden. We houden het daarom bij één sprekend voorbeeld van het bagatelliseren van de impact van de Oosterweelverbinding, zoals verder uitgewerkt in hoofdstuk 3.5 van het bezwaarboek.
 
Toename normoverschrijding Oosterweel vs Meccano
Uit deelrapport 10 van het plan-MER Oosterweelverbinding (deelonderzoek Lucht, p.73) blijkt dat voor de meest relevante parameter qua vervuiling door verkeer (= NO2, stikstofdioxide) de totale oppervlakte ‘toename normoverschrijding’ bij aanleg van de Oosterweelverbinding (scenario 1.2.0) 8,63 km² bedraagt. Bij het alternatieve Meccanotracé (scenario 2.2.0) is er een status quo (-0,02 km²). Uit de tabel blijkt ook dat het scenario met Meccanotracé het enige scenario is waarbij er geen toename van normoverschrijding is:
persbericht 30 sept 2014
Deze opmerkelijke vaststelling (8,63 km² netto oppervlaktetoename normoverschrijding bij Oosterweel = de oppervlakte van Borgerhout en Berchem gecombineerd, of ook nog: de hele Antwerpse binnenstad plus het Eilandje) wordt bij de beoordeling vervolgens gebagatelliseerd door het cijfer te verdrinken in een studiegebied van 723 km², dat reikt van de Nederlandse grens tot Lint en het volledige grondgebied Beveren omvat. Op die manier blijft het aandeel van de Oosterweeloppervlakte ‘met negatieve impact’ ten opzichte van het totale bestudeerde gebied geflatteerd (gele kleur, 1-3% van de totale oppervlakte).
De Nederlandse grens ligt 15 kilometer verwijderd van de Oosterweelverbinding. Uiteraard is de NO2-impact van een nieuwe snelweg door de stad Antwerpen daar quasi nihil. Herleid daarentegen de oppervlakte van het studiegebied tot de werkelijk relevante grootte, i.e. de omgeving van de nieuwe infrastructuur – voor Oosterweel is dat blijkens deelrapport 10 blz. 57 van het plan-MER Zwijndrecht-Burcht, Deurne-Noord, Merksem, Luchtbal en het Eilandje – en hetzelfde cijfer 8,63 km² belandt als enige in de rode categorie (> 10% van de totale oppervlakte), terwijl de Meccano aannemelijk nog steeds wit zou kleuren.
Die verschillen in oppervlaktecijfers voor normoverschrijding vertalen zich uiteraard ook in een gezondheidsimpact. Op blz. 146 van het bezwaarboek staat de nettobalans ‘minder blootstelling stikstofdioxide’ uit het plan-MER. Het impactverschil tussen scenario 1.2.0 (Oosterweel) en scenario 2.2.0 (Meccano) bedraagt 69.159 inwoners, in het voordeel van het Meccanotracé. Concreet betekent dit dat bij aanleg van het Meccanotracé dit aantal Antwerpenaren er op vooruitgaat in vergelijking met een scenario waarbij de Oosterweelverbinding wordt gebouwd.
Beide tabellen staan in het plan-MER Oosterweelverbinding én in het bezwaarboek. Ze werpen een ander licht op de besluitvorming rond het plan-MER en het GRUP Oosterweelverbinding. En dat was maar één voorbeeld.
Bestuurlijke willekeur bij behandeling bezwaarschriften decretaal vastgelegd
We namen de beslissing tot publicatie van het bezwaarboek om drie redenen. 1. Om tegemoet te komen aan de aangehaalde vraag van sympathisanten (zie hoger). 2. Om het bezwaarschrift een publiek bestaan te geven. 3. Om het signaal uit te sturen dat – bij uitblijven van het depolitiseren van het Oosterweeldossier en een correcte omgang met alternatieven – de inspraak- en zelfs  rechtsprocedures centraal zullen staan in het verdere verloop van het dossier.
Een woordje uitleg bij 2. en 3.
Tot november 2011 werden bij een openbaar onderzoek over een GRUP alle bezwaarschriften gebundeld en behandeld door de onafhankelijke Vlacoro (Vlaamse Commissie Ruimtelijke Ordening), die een gemotiveerde evaluatie van de bezwaarschriften bezorgde aan de Vlaamse regering. Dat is niet langer zo. De behandeling door de Vlacoro werd afgeschaft, samen met de Vlacoro zelf, door het ‘decreet van 18 november 2011 tot wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening’.
In de nieuwe Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt open gelaten wie precies de bezwaarschriften beoordeelt, aan welke voorwaarden een mogelijke evaluatie van de bezwaarschriften moet voldoen en hoe de Vlaamse regering moet omgaan met eventuele rapporten over de bezwaarschriften. In de VCRO staat niets meer dan:
Art. 2.2.7. §2. De Vlaamse Regering onderwerpt het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan aan een openbaar onderzoek  […]. §4.Adviezen, opmerkingen en bezwaren worden uiterlijk de laatste dag van de termijn van het openbaar onderzoek aan de Vlaamse Regering bezorgd per beveiligde zending. […]. §7. De Vlaamse Regering stelt binnen honderdtachtig dagen na het einde van het openbaar onderzoek, het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan definitief vast. […]. Op gemotiveerd verzoek van het departement beslist de Vlaamse Regering over de verlenging met zestig dagen van de termijn waarbinnen het plan moet worden vastgesteld. […]. §9. Indien het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan niet definitief wordt vastgesteld binnen de termijn, vermeld in §7, vervalt het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het huidige decreet voorziet dus niet hoe met de bezwaarschriften moet worden omgegaan. De Vlaamse regering gaf zichzelf zo een vrijgeleide: de willekeur van de behandeling of niet-behandeling van de ingediende bezwaarschriften staat ingeschreven in het decreet. Art. 2.2.7 VCRO legt niet op dat de administratie of een adviesraad deze moet behandelen, de regering kan de behandeling van de bezwaarschriften ‘zelf’ (beroep doend op ‘derden’) op zich nemen.
Gelet op het uitgeholde karakter van deze inspraakprocedure wordt het des te belangrijker dat ingediende bezwaarschriften onttrokken worden aan het lot van beschimmeling in vochtige kelders van kabinetten en ministeriële departementen, en dat ze een publiek bestaan krijgen, ter beoordeling door de publieke opinie, indien die daarin geïnteresseerd is.
Regering desalniettemin gebonden door motiveringsplicht
Voorafgaand aan het politieke goedkeuren van de nieuwe Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening werd in het Vlaamse parlement gedebatteerd over het ontwerp van decreet. Daaruit vloeide een memorie van toelichting voort die de ‘voorbereiding’ van het ‘verwerken’ van de bezwaarschriften (wat niet hetzelfde is als het effectieve behandelen van de bezwaarschriften) binnen de administratie situeert en – belangrijker – de Vlaamse regering een motiveringsplicht oplegt:
Het inventariseren, onderzoeken en beoordelen van alle opmerkingen, bezwaren en adviezen in het kader van het openbaar onderzoek wordt bij de Vlaamse Regering (voorbereid door de administratie – het Departement RWO) gelegd. De Vlaamse Regering moet alle resultaten van het openbaar onderzoek beoordelen en de eventuele aanpassingen ten opzichte van het ontwerpplan doorvoeren. Het verwerken van de reacties in het kader van het openbaar onderzoek wordt dus binnen de administratie zelf voorbereid, waardoor het onafhankelijk advies van de VLACORO wegvalt. De Vlaamse Regering (voorbereid door de administratie – Departement RWO) is evenwel gebonden door de motiveringsplicht en moet in het kader van de politieke besluitvorming een gemotiveerd antwoord geven op elk bezwaar, opmerking en advies dat werd uitgebracht in het kader van het openbaar onderzoek.
(Parl.St. Vlaams Parlement, zitting 2010-2011, stuk 1186-1, p. 7-8)
In tegenstelling tot vóór november 2011, toen de Vlacoro na het openbaar onderzoek een gemotiveerd advies moest uitbrengen bij de Vlaamse regering over alle ingediende bezwaarschriften, moeten we nu geen dergelijk advies meer verwachten, wel een onduidelijk gekaderde ‘voorbereiding’ van een beoordeling. Die beoordeling gebeurt vervolgens door de Vlaamse regering. Van belang hierbij is de motiveringsplicht, die aan de regering oplegt om op elk bezwaar een ‘gemotiveerd antwoord’ te geven.
Het is binnen die bepaling dat het belang van een stevig onderbouwd bezwaarschrift begrepen moet worden, én het belang van transparantie in deze. Vandaar ook de beslissing van stRaten-generaal om het ingediende bezwaarschrift als bezwaarboek breder te verspreiden.
De Vlaamse regering heeft, rekenend vanaf het afsluiten van het openbaar onderzoek op 15 augustus 2014, 180 dagen om een ‘gemotiveerd antwoord’ te formuleren op de ingediende bezwaarschriften, incluis het bezwaarboek. De termijn kan eenmaal verlengd worden met 60 dagen, wat betekent dat ten laatste op 12 april 2015 een knoop moet zijn doorgehakt i.v.m. het GRUP Oosterweelverbinding. Indien dit GRUP in die periode definitief wordt goedgekeurd, stapt stRaten-generaal – op basis van het ingediende bezwaarschrift – naar de Raad van State.
Manu Claeys en Peter Verhaeghe, voor stRaten-generaal
cover
(click om te vergroten)
On accuse

Geef uw mening via het onderstaande contactformulier